Het weke lichaampje.
Van het kindje.
Lag de hele dag.
Te weken.
In zijn eigen sop.
Gaar was het kindje.
Van het warme water.
Waar het niet tegen op.
Gewassen was.
Krijsend riep het naar zijn mama.
Die hem stil geobserveerd had.
Terwijl zij de was deed.
Was het kindje uitgeweken.
Naar de andere kant.
Van zijn tummietub.
Laat wat van je horen