Laatst had ik een mooie droom.
Ik was helemaal in hogere sferen.
Het was bij een dikke boom
Hij hing vol met rijpe peren.
Ze keken lachend op mij neer.
Begonnen mij toe te zingen.
“Pak mij maar”, zei ene peer
met blosjes en ronde kringen.
“Neem een hap”, zei de peer.
En keek naar mijn hand.
Ik keek op hem neer.
En zat plots aan een water kant.
In een prachtige natuurgebied.
Met bloemen in alle geuren.
Omringd met een boog van Riet.
Afgezet met lint in mooie kleuren.
Er kwamen veertig jongens en meisjes aan.
Ze hadden bloemen kransjes in het haar.
En gingen zitten in een grote kring.
IK zat er zo maar tussen in.
Ze stelden zich voor aan mij.
Hadden allen de achter naam van peer, (van comtesse tot Remie).
Wat maakte mij dat blij.
Niemand keek op mij neer.
Hier was vrede blijheid en rust.
Het leek al was het een droom.
In eens werd ik wakker gekust,
liggend onder de perenboom.
Laat wat van je horen