De nacht, de maan en de planeten,
fonkelend als een ster,
opvallend te hard.
Maar wel alleen voor jouw
onvindbaar hart,
met beide voetjes op aarde,
zoeken naar de schat met grote waarde.
Verlangend naar die grote hemel,
wie is toch die kerel,
die mij meevoert op de manenschijn,
en verborgen verlangen om bij je te zijn?
Eclipsen, zo af en toe bij gelegenheid,
verschijnen alleen bij jouw afwezigheid.
Mysterieus als de nacht,
zo ver en toch dichtbij,
ik wacht, zoekend naar een sein.
Wil dit jij zijn, mijn capucijn?
Laat wat van je horen