Sint zat achter zijn bureau.
En dacht wat geeft hij (naam) als cadeau.
Hij keek op (naam) lijstje.
En zag het is voor een mooi prijsje.
Sint ging alle winkels af.
En zocht naar het cadeau waar Jerry heel erg om gaf.
Sint ging naar Bart Smit.
En naar vele winkels die in de stad zit.
Maar Sint vond niks goed.
Het was niet het cadeau dat jerry hebben moet.
Maar Sint heeft een leuk cadeau voor jou dus maak maar open en gauw.
Laat wat van je horen