Herfstwater,
gebotteld,
uitgewrongen,
mij doordrongen,
In stilte anijsjes eten,
daar,
onder het bladerdak,
van die lindeboom.
En allengs,
binst ik gadesla,
de dolende dartelaars,
klopt de vloek weer aan.
Nog,
Het eeuwige klitten,
besef van voorbijgaan,
omstrengelt het mij,
met sterker garen.
Laat wat van je horen