Eens zo mooi,
vertrouwend op het leven,
door liefde en geluk omgeven.
Eens door de glinsterende zon beschenen,in een oogwenk verdwenen
Ooit geleefd in een paradijs,
aan de voet van een belovende reis.
Overgeleverd aan de genade van het krakende ijs, rest slechts de leegte en pijn als enige bewijs.
Onverdiend, haar geluk afgenomen,
als een donkere nacht haar leven binnengekomen.
Een einde gemaakt aan haar dromen,
door de nacht gevangen genomen.
De pijn die haar van binnen verscheurt, haar toekomst
en dromen ontkleurd.
Haar langzaamaan de afgrond in sleurt.
In een hoek gedreven,
het geluk op moeten geven.
Haar leven opnieuw geschreven,
in haar eentje achtergebleven.
Rennend door de donkere nacht, niemand die haar ziet,
Leeg, wanhopig, radeloos,
vol van verdriet.
Het geluk dat haar achterliet,
alleen de angst in het verschiet.
Het leven heeft bij haar gefaald,
Haar te hardhandig neergehaald,
Verblind en verwond,
in de leegte verdwaald,
wordt ze door de pijn achterhaald.
Haar toekomst door tegenspoed bepaald.
Haar geluk in overvloed afbetaald.
Vasthoudend aan wat nog rest,
geen gehoor op haar rekwest.
Eindeloos getest,
wordt de pijn haar funest.
De schaduw die haar leven financiert,
zich op haar heeft botgevierd.
De duisternis die zegeviert,
nu ingenomen door de ruimte giert.
De duisternis aan haar gegeven
door de wereld afgeschreven
langzaam afgedreven,
haar uit het leven verheven.
Laat wat van je horen