In de war bij het zien van haar gracieuse vershijning,
het mooie meisje met het lange haar.
Wat verlegen en bedeesd, haar gezicht vol schoonheid.
Alsof een Engel mij voorbij gleed.
Met bonzend hart sloeg ik haar gade.
Elke blik, elke beweging ontging mij niet,
zoveel betovering, dat kon toch niet.
Hoe ik haar kon benaderen dat wist ik niet.
Nooit ging zij nog uit mijn gedachten,
dit overkwam mij nog nooit.
Hoe kon ik haar vertellen, dat Engelengezicht,
hoeveel liefde ik voor haar had.
Wat kon ik bedenken voor het trekken van haar aandacht.
Ze negeerde mij hautijn, wat denkt die wel.
jaloersheid werd mijn deel, die ander was er eerst.
Telkens huiswaarts kerend met dat bozend hart.
Beneveld sprak ik haar aan, die glimlach van haar,
daar kon het goud van heel de wereld niet aan.
Kon ik toch nog hoop koesteren voor mijn liefde voor haar,
voor dat meisje met het lange haar.
Zoveel hartstocht kon ik niet langer aan,
al dansend streelde ik zachtjes dat ranke lichaam.
Ik kreeg hoop of maakte ik mezelf iets wijs.
Ik vroeg haar, mag ik je geliefde zijn.
Mij zachtjes tegen haar aandrukkend was het bewijs,
dat ik mocht hopen op meer dan gekijk.
Mijn liefde werd beantwoordt, gestuntel was mijn deel.
Een blik van haar stelde mij gerust.
Onze liefde was geboren.
Tegenkanting was ons deel, dat scheelde veel.
Haar onvoorwaardelijke liefde was mijn deel.
Niets kon ons hinderen, vechtlust hield me overeind.
Ze was de mijne die Engel met het lange haar.
Uit grote liefde werd een kind geboren,
ons herbergend in een gore stal,
zijn we overeind gekropen zonder schaamte,
haar Engelenliefde werd de grote kracht.
Ik heb haar veel pijn berokkend en soms gekrenkt,
hoe kon dat nu met dat meisje met dat lange haar.
Steeds bleef ze aan mijn zijde ondanks zware last,
die Engel was meer dan een meisje met het lange haar.
Laat wat van je horen