Vroeg in de morgen,
de zon staat aan de horizon,
een roze gloed verwarmd teder
onze harten.
Ik houd je stevig vast
met beide handen,
mijn vastberaden blik,
het doet jouw ogen branden.
Het moet zo zijn, zeg ik,
jij mag door mij niet stranden.
Heb veel van je geleerd
mijn vriend, mijn trots,
mijn alles, rots in de branding,
de zin van mijn bestaan.
Maar met vleugels nog zo kort,
kan ik zover niet vliegen.
Dus lieve schat,
ik moet je laten gaan.
Zo lang al, stil, o zo geduldig,
wachtte jij steeds maar weer op mij,
zei: lief ik hou van je.
Reis met me mee naar verre landen,
maar diep van binnen wist je
ze is nog niet zo vrij.
Nog niet bij machte van zichzelf
te houden,
gebrek aan zelfvertrouwen maakt
haar vleugellam.
Lief, wacht niet langer,
je zou je vleugels branden.
Wees sterk, wees dapper,
voor jou, voor mij.
Laat los, wees vrij
en sla je vleugels uit.
Gelijk een vogel,
een vogel in de lucht.
Deze dag is de moeilijkste
uit mijn leven,
doch vast staat mijn besluit.
Mijn ogen nu gevuld met tranen,
vouw ik mijn handen open,
ontneem jouw adem
met een laatste kus.
Ik strek mijn armen uit naar boven,
en zeg: de tijd is nu gekomen,
ga nu, vlieg uit,
en denk niet dat je vlucht.
Ik laat je los,
vlieg achterna je dromen,
sla uit je vleugels
naar de hemels blauwe lucht!
Wat vlieg je mooi, mijn allerliefste,
sterk en krachtig,
met vleugels van satijn.
Ik slaak een diepe zucht,
hemels waren onze dromen,
en denk: het is niet anders,
het mocht nog niet zo zijn.
Dan glijdt een schaduw
over mijn gezicht
wanneer jij overvliegt,
de allerlaatste keer.
Een traan ontmoet het ochtendlicht,
je bent vertrokken.
Ik kijk je na,
als stipje aan de horizon,
verdwijn je uit mijn zicht.
Hier sta ik dan met lege handen,
je bent niet langer deel
van mijn bestaan.
Een lichte twijfel overvalt me,
was het verstandig
om jou te laten gaan?
In eenzame nachten,
en bij het aanschouwen
van roze ochtendlicht,
kom je met regelmaat weer
op in mijn gedachten.
Er verschijnt een
liefdevolle glimlach om mijn mond.
Dan onverwacht verhaalt de wind
met hunkerend gefluisterd in mijn oor,
ik hoor jouw stem vol van verlangen,
hij zegt: ik ben je nooit vergeten liefste,
laat me weten, hoe sta je er nu voor?
Jouw stem gedragen door de wind,
streelt liefdevol mijn wang,
speelt met mijn haren.
Ik ben niet bang,
weet toch dat jij het bent.
De wind keert om,
haastig geef ik haar mijn antwoord.
Zij draagt het mee in vogelvlucht,
brengt opgejaagd naar verre landen,
op zoek naar jou, mijn antwoord terug.
Het luidt:
de tijd is rijp mijn liefste,
mijn vleugels zijn gegroeid,
ik kan vliegen als geen ander,
steeds hoger kom ik in mijn vlucht.
Je leeft nog steeds in mijn gedachten,
ik ben gegroeid, mijn schat.
Mijn antwoord luidt: kom terug!
De wind ligt stil,
zonder te verhalen.
De tijd verstrijkt,
de uren worden dagen.
Weken, maanden,
die overgaan in jaren.
Zwarte nachten,
nare dromen gevuld met pijn, verdriet, vervlogen hoop,
zou ik hem ooit nog zien?
Het is nacht,
ik richt mijn blik naar boven,
daar aan de hemel staat
een volle maan,
een vage stip komt dichterbij.
Dan vlieg je door het open raam,
pakt mijn handen, vouwt ze open.
Je zegt: de wind heeft doorgefluisterd
dat jij veranderd bent, gegroeid,
en daarom nu kom ik je halen,
vlieg met me mee naar witte stranden.
Ik ben steeds van je blijven houden,
kon niet vergeten,
keek uit naar deze dag
wat al gegroeid is,
kan niet meer verzanden
hou vast mijn handen,
de tijd is aangebroken
vertel je met een warme lach.
Ik huil van blijdschap
en toch,
iets overschaduwt mijn gezicht.
Ik zeg ik moet je iets vertellen,
hou me vast en luister lief…
Mijn tijd is nu gekomen,
nu moet je mij dus laten gaan,
wees moedig liefste,
laat je hart je leiden
zoals ik dat altijd gedaan.
Een week van liefde
was ons nog gegeven,
van samensmelten,
overvloeien in elkaar.
We verlegden onze grenzen van pijn
en liefde, verdriet,
verdraagzaamheid
en van nog zoveel elementen.
De tijd ging veel te snel voorbij.
Het was heftiger dan in mijn dromen,
zo veel mooier nog,
gesust werd ons verlangen,
zo echt, oprecht,
huilden wij tranen van blijdschap,
als ook de bittere van verdriet.
Vreemde machten bepalen nu ons lot,
maar ik zeg je dit mijn schat:
al ga ik heen,
ik zal je nooit vergeten,
ik wacht op jou,
dat heb ik altijd al gedaan.
De nacht van afscheid
is nu aangebroken,
een nacht waarin jij mij
moet laten gaan.
Vlieg met mij mee, mijn allerliefste,
tot aan de poort
van het andere bestaan.
Dit was de eerste
en de laatste vlucht,
die ik ooit met jou heb mogen vliegen,
iets waar ik jaren lang
van heb gedroomd.
Toch, niet voor niets
ben je nu terug gekomen,
jij bent gekomen
om mij te laten gaan.
Laat wat van je horen