In een woeste vallei,
Daar loop jij.
In de dalen is het er grauw,
donker en woest.
In de bergen is net lente
en de lucht houd zich koest.
Beneden voel je je zwak, in een put.
Die diepe dalen hebben geen enkele nut.
Boven voel je, je blij,
gelukkig en tevreden.
Het is daar veel beter dan daar beneden.
Er is een vlinder met mooie kleuren
Het lijkt alsof die vlinder
geen zorgen heeft.
Zo als hij in de helder blauwe lucht zweeft.
Maar als je dan beneden zit is het net of niemand je ziet.
De bergen zijn te hoog,
maar je hoort wel een lied.
Het klinkt mooi vrolijk en fijn.
Wie zou het zingen,
zou het voor jou zijn?
Wanneer je toch weer boven bent gekomen,
is het meestal in je dromen.
Kijk er loopt nog iemand in die woeste vallei.
Wat raar, die Man kijkt zo blij?
Hij zingt een mooi lied.
Hij schaamt zich niet.
Waarom kan dat toch?
De weg naar boven,
hoe lang duurt hij nog?
De Man blijft maar stralen.
Het lijkt net of Hij niet in de woeste vallei zit te balen.
Hij loopt je een stukje tegemoet.
Hij komt dichterbij en begroet.
Hij zegt: “Kom Ik help je de berg op”.
Hij kent je naam, hoe weet hij dat. Alles staat nu op zijn kop.
Het is God, Hij helpt je altijd,
al zit je in een dal.
Hij vangt jou als je valt.
Hij vangt ook mij op, als ik val.
Je mag weten dat Hij er voor je is.
Hij helpt je na moeilijke tijden er weer bovenop.
Laat wat van je horen