De herfst komt eraan.
Ik kijk uit het raam.
Het regent hard.
Ik wil naar buiten ik wacht met smart.
Ik heb een warme kop soep in mijn hand.
Ondertussen lees ik de krant.
Ik kijk naar het weer.
Ik zie de regen klateren in het meer.
Stel je voor je liep nu buiten.
Gelukkig hoor ik de regen tegen de ruiten.
Dat betekent dat ik binnen ben.
Nu lees ik weer een boek die ik al ken.
Ik heb hem alweer bijna uit.
Nu gaat het vreselijke weer richttin zuid.
Ik zie dat het opgehouden is.
Als ik buiten sta lijkt het wel een wildernis.
In de plassen sta ik tot mijn knieën.
Ergens verderop hoor ik regenliederen.
Het klinkt onwijs mooi.
Maar daarom heen is het een zooi.
Sommige bomen zijn omgewaaid.
Ik zie dat een meneer het gras op nieuwe maaid.
Maar ik ben blij dat het voorbij is gegaan.
Nu zie je teminste weer vrolijke bloemen staan.
Laat wat van je horen