Abraham was druk in de weer.
Hij had bezoek,
drie engelen en de heer.
Hij bracht hen brood,
wijn en vijgen.
Toen zei god:
u zal een zoon krijgen.
Sarah lachte om zijn woorden,
maar wist niet dat ze haar hoorden.
God zal het kind zegenen
en hem de naam Isaak geven.
Laat wat van je horen